Jan Gerrits Rijkens maakte in 1835 een meerdaagse reis die hem onder andere door Westerwolde voerde. Naast zijn beroep als schoolmeester in Wehe, was hij zeer actief op het gebied van de letteren.1 In de Leenster Almanak van 1836 publiceerde hij over de reis die hem onder meer naar het voormalige klooster in Ter Apel bracht.2
Via Wedde naar Ter Apel
In de vroege ochtend van 1 september 1835 vertrok Rijkens met een metgezel uit Winschoten. Zij reisden per voet via Blijham naar Wedde toe. “Afgelegen en vreedzaam Wedde! uw naam zal altijd in onze Vaderlandsche geschiedrol blijven bestaan”, schreef Rijkens over de opmerkelijke rol die Wedde had in de Nederlandse geschiedenis.3 Vervolgens bracht de reis de twee naar Vlagtwedde. Voor de rest van de dag was het tweetal niet meer voornemens om de tocht per voet te vervolgen. Ze sloten een overeenkomst met een kastelein die hen per paard en wagen via Jipsinghuizen en Sellingen naar Ter Apel liet vervoeren.
Hij zag “hooge opgaande eiken, groepswijze aangelegd, (…) rijzend geboomte, boven wier kruinen de oude Kloosterkerk zich deftig verheft, die de eeuwen schijnt te zullen trotseren”
Aan het einde van de middag naderden Rijkens en zijn reisgenoot het zuidelijkste punt van Westerwolde. Rijkens was zeer onder de indruk van wat hij daar aantrof. Hij zag “hooge opgaande eiken, groepswijze aangelegd, (…) rijzend geboomte, boven wier kruinen de oude Kloosterkerk zich deftig verheft, die de eeuwen schijnt te zullen trotseren; – de digte bosschen, waarin zich het gevleugeld heir op verschillende wijze laat hooren, en waaronder de goddelijke toonen van den lieven nachtegaal zich boven alle onderscheiden, o, alles wekt hier belangstelling!”4
De kerk van Ter Apel
Rijkens en zijn metgezel bezochten het voormalige klooster van de kruisbroeders een jaar nadat toenmalig eigenaar stad Groningen in 1834 “het kapwerk van het oude Kloostergebouw heeft doen verlagen, waardoor de vroeger bestaande cellen zijn weggenomen.”5 Daardoor was alleen de benedenverdieping toegankelijk. De twee betraden allereerst de kerk. Deze ruimte wordt door een doksaal in twee helften gesplitst. Volgens Rijkens werd “alleen het oude koor tot het uitoefenen van de godsdienst gebruikt.”6 Hier brachten ook de kruisbroeders in nog vroegere tijden hun geloof tot uiting. Het andere gedeelte “scheen (…) eene bergplaats van verschillende zaken te zijn.”7

Het voormalige klooster in Ter Apel, hierop nog met bovenverdieping, rond 1810. Geschilderd door Adrianus Serné. Afbeelding: Museum Klooster Ter Apel.
Hoewel zijn reisverslag een waarheidsgetrouw beeld van het monumentale pand in 1835 vormt, blijven verschillende beschrijvingen tot op heden onduidelijk of zelfs onjuist. Zo schrijft Rijkens onder andere over de “nog in volle gedaante, den fraai bewerkten biegtstoel, geheel uit eene soort van marmer, kunstig uitgewerkt”, dat geen biechtstoel, maar de sedilia (priesterzetels) moeten zijn geweest.8
Het voormalige koorgedeelte had in 1835 nog grotendeels de oorspronkelijke inrichting behouden. Rijkens schreef: “De zitplaatsen en breede lessenaars der voormalige koorzangers, langs de beide zijmuren, zijn nog als voren”.9 In het middenpad trof hij twee grafzerken aan, die van prior Derck (Theodericus) Hardenberch en prior Gerard (van) Hasselt. Verderop lag de grafzerk van de laatste prior en eerste hervormde predikant Johannes (van) Emmen.10 Rijkens schreef over dit alles: “Hoe sprekend vertoont zich hier nog het uiterlijke van de R. C. eeredienst! (…) Ik verbeeldde mij den vesperklok nog te hooren luiden; – en den Monnik van boven, uit zijn doodsche cel nederkomen; met slepende schreden langs de holle gangen tempelwaarts gaande.”11
De reis gaat verder
Naast de kerk lag de pastorie en verderop een school met de woning van de schoolmeester. Volgens Rijkens was de pastorie ingericht met “ruime, doch meestal oude, woonvertrekken” en de woning van de schoolmeester eenvoudig met “slechts een enkel vertrek!”12 Het gebouw bestond toen al niet meer uit vier vleugels, aangezien de westvleugel in 1755 werd gesloopt. Rijkens merkte op dat er een begraafplaats was gevestigd op de binnenplaats van het pand. Hij was bovendien bijzonder onder de indruk van de volgens hem nog ongeschonden kruisgangen met het “regelmatig, kunstig, steenen boogwerk, dat deze ruime gangen vormt en overdekt”.13
Na enkele uren van bewondering was “de zon reeds aanzienlijk (…) gedaald”.14 Rijkens en zijn reisgenoot hadden een overnachting besproken in Bourtange en zetten spoedig de tocht in terug naar het noorden. De volgende ochtend zette het tweetal de reis voort. Ze gingen de grens over en reisden te voet naar enkele Duitse plaatsen. Een dag later kwamen Rijkens en zijn metgezel weer aan in Winschoten.

Twee zetels van de koorbanken. De misericordes (zitsteuntjes) geven de menselijke deugden en ondeugden weer. Foto: auteur.

De inpandige kruidentuin was vroeger in gebruik als begraafplaats. Foto: auteur.
Terug thuis schreef Rijkens een reisverslag. Hieruit de volgende citaten: “De kerken toch zijn, over het algemeen nog de stomme tolken van menigvuldige gebeurtenissen”.15 “Zelden misleiden deze levende geschiedboeken der oudheid”.16 “Noch vooringenomenheid, noch geheime inzigten verdonkeren hier het gebeurde van vervlogene eeuwen. (…) In de daad, opzigtelijk de geschiedenis bezit menig dorp in een oud kerkgebouw een eerbiedwaardig gedenkboek van omwentelingen en groote gebeurtenissen.”17
Hiermee volbrengen we net als Rijkens onze reis.
Dit artikel verscheen eerder in Terra Westerwolda, jaargang 7, nummer 3 (2018).
- http://www.wehe-denhoorn.nl/files/PDF/Wij_en_Hoorn.pdf. Geraadpleegd op 29 september 2018. ↩︎
- De naam Leenster Almanak wordt vaak gebruikt in plaats van het langere ALMANAK TER BERVORDERING VAN KENNS EN GOEDEN SMAAK: Jan Gerrits Rijkens, ‘EEN REISJE van Winschoten naar Klooster ter Apel, over de plaatsen Blijham, Wedde, Vlagtwedde, Jipsingehuizen, Zellinge, en terug over Zellinge, Bourtange, Nieuwe Rheen, Asschendorp, Papenburg, Stapelmoer, Weener, Bonda en Oude Schans‘, in: DEPARTEMENT LEENS, der Maatschappij: Tot Nut van ’t Algemeen, ALMANAK TER BERVORDERING VAN KENNS EN GOEDEN SMAAK voor het Schrikkeljaar 1836 (Leens 1836) 12-45. ↩︎
- Rijkens, ‘EEN REISJE’, 17. ↩︎
- Ibid, 23. ↩︎
- Ibid, 24. ↩︎
- Ibid, 28. ↩︎
- Ibid, 28. ↩︎
- Ibid, 29. ↩︎
- Ibid, 29. ↩︎
- Zie voor een lijst van priors van het voormalige klooster: A.T. Schuitema Meijer, Het klooster Ter Apel (Groningen 1966) 142. ↩︎
- Rijkens, ‘EEN REISJE’, 31. ↩︎
- Ibid, 32. ↩︎
- Ibid, 32. ↩︎
- Ibid, 33. ↩︎
- Ibid, 40. ↩︎
- Ibid, 40. ↩︎
- Ibid, 40. ↩︎